De afwezigheid van Hindoestanen in de Tweede Kamer
Dit blog is geschreven op uitnodiging voor de bijeenkomst van 15 maart 2017 van Hum Log ten behoeve van de evaluatie waarom Hindostanen in de Tweede Kamer ontbreken en welke lessen geleerd moeten worden van de afgelopen verkiezingen.
Voor het eerst na 23 jaar kent de Tweede Kamer geen enkele zwarte parlementariër. Dit is diep triest nu juist op dit moment de thema’s identiteit en thuisgevoel een grote rol spelen. Reeds in 2012 waren er al minder zwarte parlementariërs dan voorheen. Bij de laatste verkiezingen waren negen kandidaten van Hindoestaanse komaf op de diverse lijsten geplaatst. Echter, allemaal op een onverkiesbare plek. Wat is hier aan de hand? Belijden de partijen die stellen diversiteit voor te staan dit alleen met de mond of is er iets anders aan de hand? Een snelle analyse leert ons dat partijen doorgaans kandidaten kiezen die hun sporen reeds verdiend hebben in de politiek. De afgelopen jaren is het aantal leden binnen de politieke partijen gedaald en is daarmee de vijver waaruit wordt gevist kleiner geworden. Bovendien is uit onderzoek in 2014 van het CBS gebleken dat Nederlanders van niet Westerse afkomst vaker niet lid zijn dan autochtone Nederlanders. Dit betekent dat er een gebrek is aan gekwalificeerde en talentvolle kandidaten van niet Westerse afkomst. Daar ligt een taak voor migrantenorganisaties. Zij zullen mensen uit de gemeenschap moeten benaderen om actief lid te worden van een politieke partij en ze moeten stimuleren om in de haarvaten van de partij te gaan zitten om zo zich het politieke handwerk eigen te maken en een breed netwerk op te bouwen. Pas hierna kunnen deze leden zich kandidaat stellen voor de verkiezingen. De migrantenorganisaties zullen ook de verantwoordelijkheid moeten nemen om deze kandidaten te ondersteunen bij de campagnevoering. Ik verwijs hierbij ook naar de campagne van de Nederlandse Vrouwenraad “kies een vrouw†dat de laatste verkiezingen succes heeft gehad. Naar aanleiding van deze campagne zijn er 2 vrouwen met voorkeursstemmen gekozen. Een actieve campagne vanuit een migrantenorganisatie kan dus ook werken. Het gaat hierbij niet om de keuze voor één bepaalde kandidaat, maar het geven van informatie over het belang van een Hindoestaanse parlementariër die een brugfunctie kan vervullen voor de gemeenschap.
De gedachte dat migrantenorganisaties kunnen bijdragen aan de politieke participatie van migranten is niet nieuw. Uit eigen wetenschap weet ik dat in Rotterdam de Stichting Krosbe, een Surinaamse tweede lijn organisatie dat al jaren geleden is opgeheven in de jaren ’90 dit idee met succes heeft geïmplementeerd. Ook zijn in het verleden uit migrantenorganisaties zelf kandidaten met een niet-westerse achtergrond een goede bron geweest voor talent. Zo hebben Sadet Karabulut (DIDF), Ahmed Marcouch (UMMAO), Khadija Arib (MVVN) en Tofik Dibi (Htib) allemaal een verleden bij een migrantenorganisatie. Deze mensen waren of zijn nog steeds sterk maatschappelijk betrokken en dat wordt gewaardeerd door politieke partijen.
Het actief werven en stimuleren is nodig omdat het diversiteitsbeleid in de meeste politieke partijen niet veel verder komt dan een motie op het partijcongres, een werkgroepje en een notitie.
De PvdA is tot nu toe de enige partij geweest die de meeste kandidaten van niet Westerse afkomst op de lijst heeft geplaatst en wordt daarom ook wel gekscherend de Partij van de Allochtonen genoemd. Richard Moti, een getalenteerde kandidaat die zijn sporen in de Rotterdamse gemeentepolitiek heeft verdiend stond op plek nr. 15.  Echter, de PvdA stond er al beroerd voor in de peilingen toen de kandidaten op de lijst werden gekandideerd en het duidelijk was dat het erom ging hangen of Moti wel een plek in de Tweede Kamer zou verwerven. De PvdA is een groot deel van haar achterban kwijt geraakt door de slechte campagnevoering. Onbenut is gebleven het feit dat de PvdA heeft bijgedragen aan het economisch herstel van de afgelopen jaren. Maar ook zijn veel Nederlanders van niet Westerse komaf het oneens geweest met het gevoerde integratie- en immigratiebeleid en zijn ze vervreemd geraakt van de partij. Deze onvrede heeft men kunnen waarnemen bij het conflict die de PvdA kreeg met de voormalige PvdA-kamerleden, Kuzu en Öztürk, die zich afsplitsten en een nieuwe partij vormden: DENK.
Naast Richard Moti die de meeste stemmen vergaarde, stond Reshma Roopram op de lijst van de PvdA. Verder stonden R. Durgaram op de lijst van Nieuwe Wegen en Munish Ramlal op de lijst van D66. Y. Ramautarsing stond op de lijst van Forum voor Democratie. Natascha Choenni op de lijst van PVV, Chandersing op de lijst van VNL en I. Korting (van Indiase komaf) stond op de lijst van de VVD. Ten slotte hadden we ook Radj Ramcharan die op de lijst van het CDA stond.
Buiten kijf staat dat een afspiegeling van de bevolking en dus ook een evenredige vertegenwoordiging van de bevolking in het parlement voor het deugdelijk functioneren van een democratie van belang is. Een parlementariër van niet Westerse afkomst kan een brug slaan met de Nederlandse maatschappij en cultuur. Ze brengen onderwerpen en perspectieven mee in de politiek die anders gauw over het hoofd worden gezien. Dit is de meerwaarde van parlementariërs van niet Westerse komaf. Een andere functie die een parlementariër van niet Westerse komaf heeft is de voorbeeldfunctie die het heeft voor de jongeren. Het gevoel te leven in een inclusieve samenleving wordt bevordert door participatie in de politiek. Toen ik in de jaren ’90 studeerde was Tara Oedraysingh Varma voor Groen Links lid van de Tweede Kamer. Ik kan mij herinneren dat ik toen erg trots was dat een Hindoestaanse vrouw in de Tweede Kamer zat (tot ze maatschappelijk zelfmoord pleegde) en het gevoel had dat we ver konden komen in de Nederlandse maatschappij. Het was toen de periode dat Surinaamse en Antilliaanse jongeren als probleemgroep werd ervaren. Ook toen speelde de discussie over integratie met behoud van identiteit en assimilatie. Ik werd toen voorzitter van een Hindoestaanse jongerenorganisatie om mijn bijdrage te leveren om jongeren van straat te houden door allerlei activiteiten te organiseren en ze een handje te helpen met hun schoolwerk. Een paar jaar later werd ik ook lid van een politieke partij. De politiek had toen ook meer interesse voor politici van Surinaamse en Antilliaanse komaf. Dit veranderde na de aanslagen van 11 september 2001. Toen werd de islam gepolitiseerd en nam het aantal Kamerleden van Marokkaanse en Turkse achtergrond toe. Mügge die onderzoek heeft gedaan naar 30 jaar diversiteit in de Tweede Kamer zegt dat zij een duidelijke correlatie ziet tussen de vertegenwoordiging van etnische minderheden in Tweede Kamer en de mate waarin hun geloof of achtergrond wordt geproblematiseerd. Dit zie je vertaald in de verkiezingsuitslag van 2017 waarbij 9 Marokkaanse Nederlanders en 7 Turkse Nederlanders in de Tweede Kamer zullen participeren.
Als Hindoestaanse etnische groep vormen wij op dit moment geen maatschappelijk probleem en zijn daarom minder interessant voor de politiek. Het probleem is de Islam waartegen gestreden moet worden, althans dat roepen een aantal partijen met de PVV vooraan in de rij. Ook door een aantal Hindoestanen is zonder behoorlijk onderzoek gesteld en in de media geroepen dat Hindoestanen vaker op de PVV zouden stemmen. In het artikel “Hindostanen in de Tweede Kamer?!â€, van Pravini Baboeram en Sandew Hira wordt in ieder geval de stelling dat veel Hindoestanen op de PVV stemmen ontkracht. Immers, de enige Hindoestaanse kandidaat op de lijst van de PVV heeft maar 53 stemmen gekregen. Je kunt natuurlijk ook stellen dat de Hindoestaanse PVV stemmers op een niet Hindoestaan hebben gestemd, maar daar is geen enkel bewijs voor en kan deze stelling daarom geen stand houden. De vraag is daarom: “waar zijn de Hindoestaanse stemmen gebleven?†In zijn onderzoek doet Sandew Hira de aanname dat er 71.750 kiesgerechtigde zijn waarvan 55.750 kiesgerechtigden daadwekelijke gestemd hebben, terwijl de Hindoestaanse kandidaten feitelijk bij elkaar 6.459 stemmen hebben vergaard.
Naar mijn mening die ook door Sandew Hira wordt bekrachtigd hebben Hindoestanen gestemd op verschillende partijen en op niet Hindoestaanse kandidaten. We hebben eerder geconstateerd dat veel kiezers bij de PvdA zijn weggelopen. Dit geld ook voor de Hindoestaanse kiezers die traditiegetrouw op de PvdA stemden. De Hindoestaanse kiezer is kritischer geworden en stemt niet zonder meer op een Hindoestaanse kandidaat. Je moet als Hindoestaanse kandidaat iets te zeggen hebben dat aansluit bij de belevingswereld en de behoefte van de gemeenschap. Het slechts napraten van de lijsttrekker van de partij is niet interessant. Je moet het verschil kunnen maken. We horen dit niet als de Hindoestaanse kandidaten op het podium staan om hun boodschap te verkondigen. Je moet de gemeenschap iets te bieden hebben. Kijk maar naar Islamitische kandidaten die hebben een veel bredere agenda. Zij willen echt een brugfunctie vormen tussen hun gemeenschap en de Nederlandse maatschappij. DENK is hier ook een groot voorbeeld van. Met deze constatering komen we aan de vraag of DENK ook in staat is om het Hindoestaanse of het zwarte geluid een stem te geven in de Tweede Kamer. Dat is wat mij betreft nog de grote vraag. Om het geluid van een gemeenschap stem te geven in de Tweede Kamer dien je de gemeenschap van binnenuit te kennen, je dient de pijn en de tekortkomingen van een gemeenschap te kennen. Een buitenstaander moet daar wel een tijdsinvestering voor willen plegen. Aan de andere kant hoeven we hier ook niet te zwaar aan te tillen. Er is sprake van gedeelde smart, zoals discriminatie op allerlei terreinen, denk bijvoorbeeld aan discriminatie op de arbeidsmarkt en discriminatie door de politie en specifieke zorg voor ouderen.  Ook voor Hindoestanen en andere zwarte migranten zal op de één of andere manier hun stem doorklinken in de politiek. Echter, er zal wel angst blijven bestaan dat DENK voornamelijk voor het belang van de moslim Nederlanders zal staan. De tijd zal ons leren of deze angst terecht is.
(160)