Alle vrouwen in de entertainment-business verenigt u!

Vandaag ga ik het hebben over vrouwen in de entertainmentbusiness. De reden hiervan is dat mij vaak wordt verteld hoe moeilijk het is om als vrouw in de entertainmentwereld voeten aan de grond te krijgen, omdat het zo’n een mannenbolwerk is. Het doet er niet toe uit welk nest je komt, je krijgt nooit de volwaardige erkenning als vrouwelijke artiest. Hoe komt dat?

Een analyse van vrouwen in de Surinaams-Hindostaanse entertainment-business leert ons dat vrouwen op festivals niet zo vaak gevraagd worden als mannen. En als ze gevraagd worden, krijgen ze minder betaald, of worden ze zelfs niet betaald. Terwijl sommige festivals genoeg subsidies ontvangen. Het is daarom tijd om aandacht te besteden aan deze genderongelijkheid.

Laten we even een uitstapje maken naar de Bollywood industrie. Hier zie je dat de vrouw niet veel meer dan een bijrol heeft. India is een patriarchale (mannelijke) en traditionele samenleving, waar de rol van de vrouw en de man grotendeels nog strikt gescheiden is. Ik zeg hiermee niet dat er geen modernisering in India gaande is. Maar als het gaat om gendergelijkheid is de ontwikkeling traag.

Laten we de modernisering van de Bollywood-industrie niet verwarren met verwesterlijking van videoclips, waarin je getrakteerd wordt op halfnaakte vrouwen van wie de borsten half uit hun BH’s hangen met schuddende billen op je scherm dansen. Dit is niet wat ik bedoel met modernisering. Dit is seksisme op hoog niveau, omdat hier sprake is van exploitatie van het vrouwenlichaam. Het gaat mij erom dat vrouwen vaker een belangrijke rol zouden moeten krijgen in een film. De films zijn vaak gericht op mannelijke helden die hun heldendaden tonen en altijd krijgen wat ze willen, dus ook de vrouw op wie ze hun oog hebben laten vallen. Het gaat dan altijd om een mooie, slanke, sexy én blank uitziende vrouw. Dit is het Westerse beeld dat geïntegreerd is in de Bollywood-industrie. Het beeld dat Bollywood ons gegeven heeft van de vrouw, zit ook in het Surinaams-Hindostaanse DNA. Dat beeld van de vrouw komt wereldwijd terug in alle nationale Miss-verkiezingen die gelieerd zijn aan de Internationale Indiase Miss-verkiezingen.

De #MeToo-beweging heeft inmiddels ook zijn weg gevonden in de Bollywood-industrie, maar er komt maar mondjesmaat verandering. Ook in de Surinaams-Hindostaanse entertainment-scene heeft seksueel grensoverschrijdend gedrag plaats, maar de dames houden hun kaken stijf op elkaar. Eén woord hierover, betekent schande voor de dame in kwestie en hun familie en het einde van hun carrière. Kortom, hier wordt het slachtoffer twee keer geslachtofferd en de #MeToo-beweging is slechts nog maar een stip aan de horizon van de Hindostaanse gemeenschap sinds het feuilleton van de VAHON school die we afgelopen weken hebben kunnen volgen. Seksueel overschrijdend gedrag vindt in ieder segment van de entertainmentwereld plaats waar de vrouw probeert voeten aan de grond te krijgen op het podium. In dit kader komt dit liedje bij mij op die jullie ongetwijfeld ook kennen:

“Ghungaroo Ki Tarah, Bajta Hi Raha Hoon Main Kabhi Is Pag Men, Kabhi Us Pag Men Bndhtaa Hi Raha Hoon Main Kabhi Toot Gayaa, Kabhi Todaa Gayaa Sau Baar Mujhe Fir Jodaa Gayaa Yooan Hi Loot Loot Ke, Aur Mit Mit Ke Banataa Hi Rahaa Hoon Main Main Karataa Rahaa, Auro Kee KaHi Meree Baat Mere, Dil Hi Men RaHi KabHi Mndir Men, KabHi Mahafil Men Sajataa Hi Rahaa Hoon Main Apanon Men Rahe, Yaa Gairon Men Ghungaroo Kee Jagah Hain Pairo Men Fir Kaisaa Gilaa, Jag Se Jo Milaa Sahataa Hi Rahaa Hoon Main” .

Het komt er op neer dat je enkelbellen aan je enkels horen en niet verder komen. Emancipatie is nog ver weg binnen de Hindoestaanse entertainment business. De meeste vrouwelijke artiesten zullen gewoon doen wat ze gevraagd worden, uit vrees dat ze anders niet verder op het podium komen.

Vrouwen in de entertainment-business zouden zich wat mij betreft, moeten verenigen om zelf te bedenken hoe ze hun positie zouden kunnen versterken als artiest. Ook zouden ze een veilig platform moeten bieden aan vrouwen die te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Onze vrouwelijke artiesten en Missen moeten zelf aan de slag en niet wachten tot ze een kans krijgen van de mannen die de entertainmentwereld domineren. Ik begrijp dat macht over het podium en geld hand in hand gaan en dat mannen daar een groot aandeel in hebben. Maar vrouwen zullen hun aandeel in de macht over het podium moeten opeisen, door een onafhankelijke fonds op te richten en actief geld te werven om ook voor nieuwe opkomende artiesten een podium te creëren.

(70)

Het verhaal van Tara Oedayraj Singh Varma (9) De ontwikkeling van een bipolaire stoornis

Tara omschrijft hoe zij een draaideur patiënt werd. Haar ziekte is immers chronisch. Het acceptatieproces is moeilijk voor psychiatrische patiënten, maar wel essentieel voor het werken aan herstel. Tara Acceptatie is namelijk werken aan je herstel van binnenuit.

Tara: ”Wat mij ook bijzonder getroffen heeft van het Lucas Andreas Ziekenhuis, thans OLVG West, is dat de chef de clinique toen ik daar lag een ingezonden stuk naar de krant heeft gestuurd. Ik geloof dat dit ‘Het Parool’ was. Het was in de tijd dat er zoveel over mij werd geschreven. Ik weet de helft of meer van het geschrijf niet meer, het drong niet tot mij door, en ook allerlei zogenaamde deskundigen op de TV en in kranten die van alles over mij riepen, zoals psychiaters die ik nooit gezien had en niet kende. Ze riepen van alles. Zo kwamen ze natuurlijk mooi in de krant. De chef de clinique van de PAAZ van het Lucas Andreas Ziekenhuis schreef dat als mensen mij niet hadden behandeld of als patiënt gezien hadden, zij ook niet konden zeggen en oordelen wat er met mij aan de hand was en welk ziektebeeld ik had. Dat heeft me toen zo ontzettend gesteund. Ik was zo dankbaar voor dat lichtje in het duisternis. De toenmalige minister van Volksgezondheid heeft hem gelijk gegeven en zei toen dat dit niet kon en ongepast was. Na de eerste bijzonder lange opname mocht ik weg. Ik bleef wel in dagbehandeling, maar ik redde het niet s’-avonds alleen thuis. Opeens merkte dat ik nu 7-hoog in een flat om 2.00 of 3.00 uur in de ochtend op het balkon stond en weer naar beneden ging springen. En opeens kreeg ik weer de geest en belde ik in grote paniek de PAAZ. Er kwam gelijk iemand of meerdere mensen, ik weet het niet meer, en ben weer opgenomen, weer lang, maar korter dan de eerste keer. Ik stond op de crisis lijst, ik mocht altijd bellen. Dat had ik onthouden. Ik ben op de PAAZ zeer goed behandeld, ze gaan goed met hun patiënten om. Ik heb veel respect voor ze. Ze hebben liefde voor hun werk, want ze gaan erg goed met ons om. De zorg was goed en ze wilden ook dat we het goed hadden. Ik doe er alles aan om nooit meer opgenomen te worden, maar het was geen nare tijd, ook al zat ik op een gesloten afdeling. Maar het was er goed, veilig en geborgen. Eén keer heeft een andere patiënt de pers gebeld dat ik daar zat. Maar die patiënt heeft later zijn verontschuldigen aangeboden. We waren tenslotte allemaal ziek. Er lagen daar allerlei mensen samen met mij, bekende Surinaamse mensen, bekende mensen uit de journalistiek, hoge ambtenaren, migranten van het eerste uur uit de actiewereld, en allerlei anderen, onder wie ook veel jongeren. Triest allemaal, maar we hadden de zorg en de hulp nodig. Ik heb daar veel geleerd, van helemaal van de wereld zijn, niet weten wie of wat je bent, tot langzaam doordringen waar je zat, tot ontkenning dat ik een psychische aandoening had, tot berusting en met pijn en moeite acceptatie, en dan ook nog het leren omgaan met de acceptatie. Daarna moesten ze me loslaten, dat deed pijn, want het was een thuis, een veilige haven. Maar ze zeiden, dat ik in behandeling bleef met medicijnen en medicijncontrole, maar dat de huisarts en de psycholoog met mij verder moesten werken. Ze hebben heel hard hun best voor me gedaan, maar ik moest het accepteren dat het chronisch was, dat die niet meer over zou gaan en dat dit het was. Met een psycholoog kon ik leren een ‘menswaardig’ bestaan op te bouwen. Ik ben de PAAZ van het Lucas Andreas Ziekenhuis heel veel dank schuldig, ze hebben mij van zombie tot weer een levend wezen gemaakt”.

(97)

Het verhaal van Tara Oedayraj Singh Varma (8) De ontwikkeling van een bipolaire stoornis

Mensen die in een crisissituatie worden opgenomen komen op de afdeling acute psychiatrie. Hoe verliep de behandeling op de PAAZ van het Lucas Andreas Ziekenhuis, thans OLVG West?

Tara: “Ik ben dankbaar dat ik op een hele kleine PAAZ terecht ben gekomen. Ik weet zeker dat ik het nooit gered zou hebben in zo een grote PAAZ bij de grote ziekenhuizen. Bij de PAAZ van het Lucas was het klein veilig en de behandeling was erg goed. Er was altijd tijd voor patiënten en er waren veel 1 op 1 gesprekken. Er was een prachtige tuin waar wij in de zomer mochten planten en zitten in de tuin. Het was een gesloten binnen tuin, waar we veilig waren. Bij mij was het gevoel van veilig zijn heel erg belangrijk. De eerste opname was langdurig. De tweede opname ook. De derde en vierde keer waren korte opnamen, daarna ben ik drie keer, denk ik, alleen opgenomen voor dagbehandelingen. Ik sliep dan thuis, maar moest elke dag van 9.00 tot 17.00 uur op de PAAZ zijn voor langere of korte tijd. Mijn eerste opname heb ik de eerste tijd niet bewust meegemaakt. Ik zat volgens mij steeds alleen op mijn kamer, terwijl dat eigenlijk niet de bedoeling was, maar ik geloof dat ze het een poosje toelieten. Ik was toch niet bij, was er wel en was er niet. Kreeg wel medicijnen en mijn psychiater kwam elke dag praten en de verpleegkundigen kwamen ook steeds langs. Op een gegeven moment, begon ik me bewust te worden van mijn omgeving en moest ik elke dag mijn kamer uit. Je kamer was om te slapen. Er was een grote discipline en die was erg goed, vind ik. Je moest je eigen bed opmaken, ook verschonen, je was doen, er waren wasmachines. De kamer werd wel elke dag schoongemaakt door de schoonmaakdienst. We moesten zelf de tafel dekken en we moesten zelf afruimen en de pannen, borden en bestek afspoelen, voordat ze naar de wasserij gingen. Elke ochtend was er eerst een groepsgesprek, die waren zwaar. Elke dag moesten we verplicht sporten in een grote sportzaal. Elke dag werd er een verpleegkundige ingedeeld op 2 of 3 mensen, en er was therapie door dingen te doen, een soort handenarbeid. Er waren maar een paar mensen die mij kwamen opzoeken, mensen die mij nooit in de steek hadden gelaten. Het was een gesloten afdeling, je kon er niet van af. Wat ik wel vervelend vond en dat vind ik nog steeds als je in een ziekenhuis ligt, is dat geprik de hele tijd, altijd maar bloedprikken. Ik kon ‘s nachts niet slapen, ging weer ronddolen, maar je mocht niet op de gang rondlopen, en steeds in kringen lopen in je kamer was ook lastig. Ik ging dan vaak op de koude vloer op mijn blote voeten in een donker hoekje zitten. Er kwam altijd een verpleegkundige praten en warme melk brengen, dan ging ik weer in bed liggen en bleef de verpleegkundige praten tot ik in slaap viel. Dat gaf mij een goed, veilig en beschermd gevoel. Ik kreeg veel medicijnen, maar ze werkten niet echt, maar ja, er moest gezocht worden naar medicijnen die wel voor mij werkten. Ik kreeg weer Rivotril, later heeft mijn huisarts fikse ruzie met het ziekenhuis gehad, omdat hij dat medicijn wilde stoppen. Het is een prima antipaniekmiddel, maar ik vergat steeds meer, het was erg slecht voor mijn geheugen. Toen ik uit het ziekenhuis kwam, heeft mijn huisarts mij verboden dat middel te gebruiken. Na lange tijd zijn de juiste medicijnen gevonden. Omdat ik stemmingsstoornissen heb, kreeg ik en gebruik ik een echt paardenmiddel. Natriumvalproaat chrono 500, 3 tabletten in 1 keer, beter bekend als Depakine, een middel voor epilepsie patiënten, met een werking die ook stemmingsstoornissen remt. Zodat er geen grote pieken en dalen zijn. Verder bleek dat Mirtazapine 85 mg goed voor mij was. Het is na een paar jaar naar 45 mg teruggebracht en sinds kort gebruik ik een ander middel, omdat ik een paar maanden geleden een zware terugslag heb gekregen, na dat mensen mij wilden oplichten. Ik stortte in en heb nu een nieuw medicijn alprazolam 3x daags 5 mg, maar ook dit middel organiseert een soort korte termijntermijngeheugenverlies, dus dit middel kan ik niet te lang gebruiken. Het helpt wel erg goed om rustig te blijven en tegen paniekaanvallen. Voorlopig heb ik er baat bij. Op de PAAZ mocht je geleidelijk aan af en toe uit de gesloten ruimte naar de hal van het ziekenhuis. Ik ging dus naar de hal, lekker in het restaurant rondlopen, al de dames daar kenden mij, want ik kwam elke dag bij ze iets lekkers eten en rondhangen in de winkel. Er was ook een kapper in het ziekenhuis. En verder in de behandeling moest ik leren weer naar buiten te gaan, dus op straat, wel met verpleegkundigen. Maar ik wilde dit niet. Ik was als de dood, zo bang voor de straat en mensen. De verpleegkundige nam ons mee naar de Albert Heijn, ze bleef bij ons en ging steeds vaker in een andere gang staan, maar ik raakte dan zo in paniek. We zijn er mee gestopt, omdat bleek dat ik agorafobie (pleinvrees) had. Later mocht ik onder begeleiding een dag naar huis, daarna een weekend, ook onder begeleiding. Toen na lang onderzoek was de diagnose gesteld, er moest een familiegesprek komen, de familie moest ingelicht worden en er waren vragen die alleen de familie kon beantwoorden. Veel familieleden kwamen, alle ooms en tantes, ook van mijn biologische vaderskant. Ik mocht niet bij het eerste gedeelte van het gesprek aanwezig zijn, wel toen ze de diagnose gingen vertellen. Er zaten 3 psychiaters en 2 verpleegkundigen en volgens mij ook de therapeuten, ik weet het niet zo goed meer. Wat ze met mijn familie besproken hebben, weet ik niet. Toen ik erbij mocht komen en de diagnose werd verteld, brak de bom los. Het werd een grote ruzie, ik zat erbij en ik keek ernaar en volgens mij ook de psychiaters. Niet de diagnose was het ruziepunt, nee, de psychiaters stelden heel stellig dat ik erfelijk belast was, dus dat wat ik had erfelijk was. Oei oei, de familie van mijn biologische vader begon de familie van mijn moeder de schuld van alles te geven, ze hadden op sommige punten gelijk, maar de familie van mijn moeder bleef hardnekkig ontkennen dat er een erfelijke component was. Mijn psychiaters hadden er genoeg van en ook mijn ex-man Arnold. Hij heeft de hele familie stevig op hun donder gegeven en de psychiaters zeiden dat ze zo niet verder komen. Wij moeten bepaalde zaken weten om een goede behandeling te kunnen geven. Toen hoorde ik mijn familiegeschiedenis op psychisch vlak voor het eerst, door mijn twee ooms. Zij zijn altijd de twee ooms geweest die mij altijd mijn hele leven hebben beschermd, oom Bharat en oom Louis. Zij vertelden alles. Het hele verhaal van mijn nani en alle anderen die rechtstreeks van mijn nani afstamden, zoals over mijn lieve tante Willy. Toen keerde de rust terug en kon ik verder worden behandeld. Ik ben mijn oom Bharat en oom Louis voor eeuwig dankbaar dat zij eerlijk waren, zo is mijn behandeling naar een ‘beter’ leven begonnen. En konden andere neefjes en nichtjes die 4e generatie, degenen die het onder ogen durfden te zien, ook behandeld worden. Helaas bleef het een taboe in mijn familie, en zouden velen behandeld moeten worden, maar stoppen ze hun kop in het zand, want zij zijn niet ziek, ik was ‘gek’. Wat mij toch blijft bezighouden, hoe deze ziekte zich zo voortwoekert tot in de vijfde generatie en ook op zeer jonge leeftijd bij mijn kleine neefjes en nichtjes. Ik wilde dat mijn familie er echt open over zou kunnen praten zodat een behandeling mogelijk is. Mij helpt het wel om binnen de gegeven omstandigheden een ‘menswaardig’ leven op te bouwen. Na al die maanden, na mijn eerste opname, moest ik naar huis. Ik wilde niet, wilde daar altijd blijven. Ze lieten me nog 2 weken blijven, maar ik moest toch weg. Tranen met tuiten heb ik gehuild, zo bang was ik voor de wereld daar buiten”.

(136)